Patiënten met een zeldzame ziekte moeten vaak tergend lang wachten tot een nieuw innovatief geneesmiddel bij hen geraakt. Na de goedkeuring door het Europese geneesmiddelenagentschap moet nog een vergunningsprocedure in dit land doorlopen worden. Omdat er voor sommige patiënten geen alternatieve behandeling voorhanden was, werden in 2006 twee uitzonderingsprocedures ingevoerd. Op die manier konden bedrijven hun nieuw geneesmiddel al gratis aanbieden, alhoewel de registratieprocedure nog lopende was.

Dure alternatieven tijdens vergunningsprocedure

Voor beide programma’s geldt de beperking dat er geen alternatief voor handen mag zijn dat vergund is en in handel is. Deze voorwaarden brengen regelmatig een probleem met zich mee, wanneer er een alternatief voorhanden is dat vergund en in handel is, maar dat niet terugbetaald wordt. Aangezien aan de eerste twee voorwaarden voldaan is, komt het geneesmiddel niet in aanmerking voor de uitzonderingsprocedures. Bijgevolg moeten de patiënten zich wenden tot het alternatieve geneesmiddel, zolang het nieuwe geneesmiddel zijn vergunningsprocedure doorloopt.

Patiënten in de kou

“De aanvragen voor uitzonderingsprocedures gaan veelal om zeer dure innovatieve geneesmiddelen voor zeldzame ziektes”, merkt Depoorter op. “De kostprijs van deze geneesmiddelen kunnen de meeste patiënten niet dragen. Denk maar aan de inzamelactie voor Zolgensma. Wanneer er dus een alternatief voorhanden is dat niet terugbetaald wordt, blijven deze patiënten in de kou staan.”

Snellere zorgverlening zonder kosten voor patiënt

Deze patiënten kunnen echter wel geholpen worden via deze programma’s, indien men de voorwaarden als volgt wijzigt: een geneesmiddel komt in aanmerking indien er geen alternatief beschikbaar is dat vergund is, in handel is en dat terugbetaald wordt. “Op die manier kunnen we een groep patiënten helpen die nu lijdzaam de vergunning van een nieuw innovatief geneesmiddel moeten afwachten. Het versnelt de zorgverlening en er zijn geen kosten voor de patiënt of de sociale zekerheid”, besluit Kathleen Depoorter.