Terwijl de wereld haar blik richt op Oekraïne en het Midden-Oosten, sterft Soedan langzaam in stilte. Al meer dan anderhalf jaar sleept een oorlog zich voort die het leven van 49 miljoen mensen ontwricht. Wat begon als een machtsstrijd tussen twee generaals, is uitgegroeid tot een van de zwaarste humanitaire rampen van onze tijd. Maar buiten een paar korte nieuwsflitsen blijft het oorverdovend stil.

In El Fasher, in Noord-Darfur, zitten meer dan 260.000 mensen vast — afgesneden van hulp, zonder voedsel, zonder medische zorg, zonder uitweg. Ouders begraven hun kinderen die gestorven zijn aan honger of cholera. Meer dan 24 miljoen Soedanezen weten niet waar hun volgende maaltijd vandaan zal komen. Achter elk cijfer schuilt een gezicht, een familie, een verhaal dat we zelden te zien krijgen.

België heeft recent bijkomende steun toegezegd via het Humanitarian Fund for Sudan en het VN-noodhulpfonds CERF. Dat is belangrijk. Maar geld alleen redt geen levens als hulpkonvooien niet door kunnen, als artsen geen toegang krijgen tot ziekenhuizen, en als bombardementen doorgaan terwijl de wereld wegkijkt. Zonder politieke druk op de strijdende partijen blijft elke euro hulp vooral een gebaar van goede wil, niet van echte verandering.

Ons land kan, binnen de Europese Unie en de Verenigde Naties, méér doen. Het kan aandringen op een duurzaam staakt-het-vuren onder internationaal toezicht, op veilige humanitaire corridors, en op onderzoek naar oorlogsmisdaden. Niet uit prestige, maar uit plicht. Internationale solidariteit betekent meer dan cheques uitschrijven: het betekent verantwoordelijkheid opnemen, ook wanneer de camera’s elders staan.

Want de crisis in Soedan is geen ver-van-ons-bed-verhaal. De instabiliteit in de Hoorn van Afrika raakt migratie, regionale veiligheid en wereldhandel. Maar bovenal raakt het onze menselijkheid. Elke vergeten oorlog laat een litteken na, niet alleen in het getroffen land, maar ook in onze morele geloofwaardigheid.

Soedan verdient onze aandacht. Niet omdat het strategisch belangrijk is, maar omdat geen enkel mensenleven vergeten mag worden.